
1940 - 1945. Ro Snijders.
Joodse families moeten verhuizen. Een Joodse familie verhuist gedwongen naar het getto in Amsterdam, maar duikt later onder en overleeft de oorlog.


Begin 1942 moest de familie Snijders verhuizen naar het getto in Amsterdam. Hun woonhuis aan de Torenstraat moesten ze verlaten. Bezittingen mochten de Snijders, behalve een koffertje met wat persoonlijke spullen, niet meenemen. Twee weken van tevoren was de beruchte firma Puls langs geweest om te kijken wat er in het huis aanwezig was. Na het vertrek van de familie zou het bedrijf het huis leeghalen. Bij het vertrek was het verboden om de deur op slot te doen.
Vader Snijders had zijn bedrijf ver onder de prijs moeten verkopen. Hij had, samen met zijn broer, een winkel op de hoek van de Torenstraat en de Melkmarkt. De gebroeders Snijders verkochten kleding, beddengoed, meubels en allerlei andere huishoudelijke zaken.
Op 20 april liep Ro, ze moet toen een jaar of twaalf geweest zijn, met haar broer en haar ouders naar het station. Vele jaren later wist Ro nog dat er mensen aan de kant van de weg stonden. Velen namen afscheid en wensten ze het allerbeste, anderen stonden gewoon te huilen. Ze hebben een jaar in het getto gewoond. Maar het werd steeds gevaarlijker en gevaarlijker. Waarschijnlijk heeft Ro’s vader contact gezocht met het verzet in Enkhuizen en hebben zij voor onderduikadressen gezorgd. Ze moesten wel eerst met de trein naar Enkhuizen. Omdat het voor joden verboden was om met het openbaar vervoer te reizen, moesten ze de Jodenster afdoen. Ro vond dat doodeng. Nog enger werd het toen iemand ze op het perron in Amsterdam luidkeels begon te begroeten. Ook zijn opmerking: “Jullie mogen toch niet met de trein” was levensgevaarlijk. Gelukkig liep het goed af en bereikte het gezin het station van Enkhuizen. Daar werden ze opgewacht door iemand van het verzet die ze naar hun onderduikadressen bracht. De gezinsleden konden niet bij elkaar blijven, Ro heeft de oorlog alleen en op verschillende adressen doorgebracht. Maar het gezin, vader, moeder en de twee kinderen, overleefde de onderduik.
In mei 1945 konden ze weer naar huis. In hun huis had de NSB-burgemeester M.Broere met zijn gezin gewoond. Die zat inmiddels in de gevangenis, zijn vrouw en de twee dochters waren ingetrokken bij de fotografe Trien Bakker. Die had een joodse onderduikster in huis gehad. Ze ruilde die moeiteloos in voor het gezin van de NSB-burgemeester. Het gezin Snijder kon het leven weer proberen op te pakken. Huisraad hadden ze niet meer en de spullen van Broere wilden ze niet. Volgens Ro had haar vader gezegd dat hij die NSB-spullen liever het raam uit gooide.